Voor ondernemers

Aanpassing fiscale regeling aandelenoptierechten

Vorig jaar heeft het kabinet in belastingplan 2022 het voorstel gedaan waarmee het voor start-ups en scale-ups aantrekkelijker wordt om werknemers te betalen met aandelenopties. Dit plan is vorig jaar door de Eerste Kamer aangehouden en dit jaar opnieuw ingediend bij de Tweede Kamer. Er zijn nu afspraken gemaakt over evaluatiemomenten. De Tweede Kamer heeft op 28 juni 2022 het wetsvoorstel aangenomen.

Met de voorgenomen wijziging hoopt het kabinet dat start-ups en scale-ups eenvoudiger werknemers aan zich kunnen binden. Ook wil het kabinet met deze wijziging de ontwikkeling van jonge bedrijven stimuleren. Het kabinet wil de aanpassing in laten gaan per 1 januari 2023.

Bron: Wetsvoorstel aanpassing fiscale regeling aandelenoptierechten

Ingangsdatum: 1-1-2023

Status: Wetsvoorstel

Aandelenoptierechten binnen de loonbelasting – huidige situatie

Een werkgever kan aan een werknemer een aandelenoptierecht verlenen. De werknemer kan dit optierecht op een later moment inruilen tegen een vooraf vastgesteld aantal aandelen van de onderneming, tegen een vooraf vastgestelde prijs. Vaak gaat het hierbij om aandelen die niet direct verhandelbaar zijn door bijvoorbeeld verkoopafspraken die hiervoor gemaakt zijn.

In de huidige situatie moet de werknemer op het moment van omwisseling van optierecht naar aandelen, loonbelasting betalen over de waarde van de verkregen aandelen. Een vooraf afgesproken aankoopprijs wordt hierop in mindering gebracht.

Het is dus belangrijk dat de werknemer de financiële middelen heeft om de belasting in box 1 te kunnen betalen. Dit is een probleem als de werknemer de aandelen niet direct kan verkopen. Voor veel werknemers zorgt de huidige regeling voor liquiditeitsproblemen. Hierdoor is een beloning van werknemers met aandelenoptierechten binnen de huidige wetgeving niet voor iedereen interessant.

Voorbeeld!

Freek gaat in loondienst bij Fina Nova BV. Bij een concurrent kan Freek een jaarsalaris van € 90.000 verdienen. Met Fina Nova BV heeft Freek een vast jaarsalaris afgesproken van € 70.000 en een aandelenoptierecht van € 20.000. Door de goede resultaten stijgt de waarde van de aandelen fors. Na enkele jaren is de waarde van de aandelen gestegen tot € 200.000. Freek besluit zijn optierecht uit te oefenen, waardoor hij de aandelen in zijn bezit krijgt. Op dat moment wordt de waarde van de aandelen progressief belast in box 1. Na afrekening in box 1 verhuizen de aandelen naar box 3.

Als Freek de verworven aandelen door restricties nog niet kan verkopen of dat deze niet op de beurs verhandeld worden, ontstaat een liquiditeitsprobleem.

De nieuwe regeling

Het kabinet stelt voor de bestaande regeling zo aan te passen dat de werknemer belasting in box 1 betaalt over de bij omruil gekregen aandelen, als de werknemer deze aandelen kan verkopen aan anderen. Als bij het omruilen van de optierechten in aandelen de werknemer deze aandelen nog niet mag verkopen vindt dus geen belastingheffing plaats. Pas op het moment dat de aandelen daadwerkelijk verhandelbaar zijn, vindt ook pas belastingheffing plaats. Het is hierbij niet van belang of de werknemer de aandelen op dat moment daadwerkelijk verkoopt.

Met deze aanpassing van de fiscale behandeling wil het kabinet bedrijven, en dan met name de sector van start-ups en scale-ups, helpen om met behulp van aandelenoptierechten werknemers aan te kunnen nemen en langer voor de onderneming te kunnen behouden. Ook hoopt het kabinet met deze maatregel bij te dragen aan het verbeteren van de concurrentiepositie van Nederlandse bedrijven ten opzichte van concurrerende bedrijven in de ons omringende landen.

Keuzeregeling

De voorgestelde regeling is een keuzeregeling. Op het moment van uitoefenen van een optierecht moet de werknemer aangeven of hij kiest voor betalen van de loonbelasting op het moment van omruilen van het optierecht in aandelen, of op het moment dat de verworven aandelen verhandelbaar zijn. Deze keuze moet de werknemer schriftelijk kenbaar maken aan de inhoudingsplichtige (meestal de werkgever). Doet de werknemer dit niet, dan wordt standaard de betaling van de loonbelasting doorgeschoven naar het moment dat de aandelen verkocht kunnen worden.

In de situatie dat bij de uitoefening van een aandelenoptierecht de aandelen direct verhandelbaar zijn, hoeft er geen sprake te zijn van een gebrek aan liquiditeiten om de belasting in box 1 te betalen. De waarde in het economische verkeer van de verworven aandelen wordt direct als loon belast. Hierop mag een eventuele kostprijs in mindering worden gebracht. Het blijft uiteraard wel de keuze van de werknemer of hij ook daadwerkelijk de aandelen verkoopt. Als de werknemer er niet voor kiest om de aandelen te verkopen, dan zullen de aandelen (na inhouding van de loonbelasting) verder fiscaal behandeld worden in box 3.

Voorbeeld (vervolg)!

Freek, uit ons vorige voorbeeld, heeft ervoor gekozen om na het uitoefenen van zijn optierecht, nog geen loonbelasting te betalen. Hij kan de aandelen nog niet verhandelen en heeft niet genoeg spaargeld om deze belasting nu te betalen.

Drie jaar later kan Freek de aandelen wel verhandelen. De waarde van de aandelen is inmiddels gestegen naar € 250.000. Freek betaalt nu loonbelasting over de huidige waarde, € 250.000. Hij betaalt dus over een hoger bedrag loonbelasting dan waarover hij zou moeten betalen op het moment van uitoefening van zijn aandelenoptierecht.

Dividend

Als een medewerker aandelen in bezit krijgt door gebruik te maken van een aandelenoptierecht en deze aandelen (nog) niet verhandelbaar zijn, dan worden deze dus nog niet in de loonheffing betrokken. Op het moment dat een werknemer tussentijds dividend ontvangt over de aandelen, dan wordt dit dividend ook gerekend tot het loon waarover belasting in box 1 betaald moet worden zodra de aandelen verkocht kunnen worden.

Tegengaan oneigenlijk gebruik en langdurig uitstel heffing

Het kan voorkomen dat een werknemer bij de uitoefening van een aandelenoptierecht aandelen in bezit krijgt die de betreffende werknemer door contractuele beperkingen niet mag verkopen. Als dit aandelen zijn van een beursgenoteerde onderneming, dan wordt het heffingsmoment van belasting in box 1 uitgesteld tot maximaal vijf jaar na het moment van omruilen van het optierecht in aandelen. Als een onderneming, nadat de werknemer de aandelen krijgt, een beursnotering krijgt en er sprake is van een contractuele beperking, dan wordt het heffingsmoment uitgesteld tot uiterlijk vijf jaar na de beursgang.

Moties Tweede Kamer

Bij de bespreking van dit wetsvoorstel heeft de Tweede Kamer drie moties aangenomen:

  • Het kabinet moet in kaart brengen welke belemmeringen er bestaan om winstdelingsregelingen breder toegankelijker te maken voor alle werknemers.
  • Het kabinet moet bij de beoordeling van de effecten van de maatregel een onderscheid maken in de omvang van bedrijven.
  • Drie jaar na ingang van de wetswijziging moet het kabinet een reflectietoets uitvoeren. In deze evaluatie moet onderscheid gemaakt worden tussen start-ups, scale-ups en grotere bedrijven.

Tip!

Het uitstellen van het heffingsmoment kan nadelig uitwerken voor je klant. Als een medewerker ervoor kiest om een aandelenoptierecht om te ruilen in aandelen, dan geeft dat aan dat deze medewerker vertrouwen heeft in het bedrijf. Als dat vertrouwen terecht blijkt te zijn, dan stijgt de waarde van de aandelen. Door uitstel van het heffingsmoment in box 1, wordt de toekomstige waardestijging ook belast in box 1. Pas na heffing in box 1 gaat de fiscale behandeling van deze aandelen over naar box 3.

Een werknemer die wel de financiële mogelijkheden heeft om direct bij het krijgen van de aandelen af te rekenen in box 1, kan hierdoor voordeliger uit zijn. Deze werknemer moet die keuze wel schriftelijk doorgeven aan de inhoudingsplichtige.

Deel dit artikel: